6 september 2020, mijn broeders hoeder

23A Mijn broeders hoeder, 6.9.20 in TB

 

Ezechiël 33,7-9; Rom. 13, 8-10; Mat. 18, 15-20

Ben ik mijn broeders hoeder, riep Kain uit toen hij door God ter verantwoording werd geroepen voor de moord op zijn broer Abel. Dit klinkt mee op de achtergrond als we de profeet Ezechiël in de eerste lezing horen zeggen: Mensenkind, als wachter heb ik u aangesteld over het volk van Israël. Als er een boosdoener in je omgeving is, dien je hem te waarschuwen voor zijn gedrag om hem te behoeden voor erger. En Jezus zegt in het evangelie: Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht.

Elkaar tot de orde roepen is in de kerk en ook in de samenleving bijna altijd een moeilijke zaak. We kennen ook allemaal voorbeelden uit het verleden, waarover we ons ongemakkelijk voelen of plaatsvervangend schamen. De pastoor of de dominee bemoeiden zich soms met zaken waarvan je dacht: dat bepalen we zelf wel. Knellende regels hebben menig gelovige de kerk uitgejaagd.

Kennelijk confronteert Jezus ons hier met een lastig dilemma. Teveel bemoeienis en beknelling aan de ene kant en alles maar goed vinden aan de andere kant. Want dat laatste werkt ook niet in een gemeenschap. Te veel tolerantie en vrijblijvendheid leidt tot niets. Dan valt de boel uit elkaar.

In onze samenleving als geheel is bemoeienis met elkaar ook minder vanzelfsprekend geworden. Ieder bepaalt voor zichzelf wat goed is, horen we steeds vaker. En: alles moet kunnen. We zijn individualistischer geworden. Ik ben belangrijk. Ik doe wat ik wil. Anderen hebben er niets mee te maken. Maar komt er dan van samen-leven nog wel iets terecht, of leven we slechts langs elkaar heen?

In de geloofsgemeenschap die Jezus zich voorstelt gelden andere regels. Uitgangspunt is dat wij wat naar elkaar omzien, dat de broederlijke en zusterlijke liefde ons allen een zorg zijn. Dat vraagt afstemming en offerbereidheid van iedereen. Daarbij kan het soms ook nodig zijn elkaar op begripvolle wijze aan te spreken op gedrag dat echt niet kan.

Belangrijk is dat dit gebeurt vanuit een zuivere intentie. Vanuit het besef dat je samen verbonden bent in God. Als twee of drie mensen samen komen in Jezus’ naam, mogen ze erop vertrouwen dat Hij in hun midden is. En als ze eensgezind naar een oplossing zoeken, mag er het geloof zijn dat God hen zal geven wat ze vragen. Dat klinkt al heel anders. Als broer en zus mogen we elkaar toch wel wat meer in de ogen kijken dan we nu soms doen. Jezus vraagt aan ons echte betrokkenheid op elkaar.

En als er dan gesproken moet worden, als iemand echt de verkeerde kant opgaat, praat dan niet over maar met elkaar. Christenen mogen elkaar nooit afschrijven. Altijd blijft de opdracht tot gemeenschapsvorming en verzoening. Broederlijke vermaning zou moeten gebeuren met een arm om de schouder. De ander mag zich niet onnodig beschaamd en gekleineerd voelen. We moeten doen als Jezus. We zien hoe Hij steeds met de grootste zorgvuldigheid omgaat met mensen die op het verkeerde pad zijn geraakt. Hij leert ons hoe wij “met andere ogen” naar elkaar kunnen kijken, zonder vooroordelen, begrijpend en vergevend. Hij geeft zelfs een goddelijke opdracht tot kwijtschelding: “wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn”. We zijn geroepen herder voor elkaar te zijn en dus medeverantwoordelijk voor elkaars heil. Maar vergeet vooral niet de balk in je eigen oog vooraleer je over de splinter in dat van een ander begint.

Tenslotte, hoe staat het met de relatie tussen de kerk en de samenleving? Heeft de kerk daar ook een kritisch woord te spreken? Het is goed ons te realiseren dat de rol van de kerk in de huidige maatschappij sterk veranderd is. We zijn een stuk kleiner geworden en dat noopt tot meer bescheidenheid. Dat is op zichzelf niet zo erg. Het kan ons misschien behoeden voor een al te zelfbewuste en soms zelfs arrogante opstelling in het maatschappelijk debat. Zo is het door anderen vaak gezien en soms nog wel. Toch mag men van de kerk geen volledig stilzwijgen verwachten. Juist een sterk geliberaliseerde en geïndividualiseerde maatschappij als de onze heeft ook behoefte aan kritische instanties. Zeker als het gaat om kwesties betreffende sociale rechtvaardigheid en ethiek. Een kerk die alles maar goed vindt en niemand meer corrigeert zal uiteenvallen.

Moge de heilige Geest ons wijsheid schenken om het goede te onderscheiden van het minder goede en een liefdevol hart om hierover, waar nodig, in gesprek te gaan. Amen.

PLK