5 juli 2020 komt allen tot mij die afgemat en belast zijn

Overweging zondag 5 juli 2020

In het evangelie van deze zondag horen wij hoe Jezus bidt tot zijn Vader. Hij vertelt ons over zijn gebed tot de Vader: een gebed van lof en dank. In dit gebed maken we kennis met zijn diepste gevoelens. Het diepste gevoel van de Zoon voor de Vader is dat van dankbaarheid: een intense dankbaarheid die zich op elk moment van zijn leven manifesteert.

De gelegenheid om zijn Vader dankbaarheid te tonen is, ondanks een onverwachte omstandigheid: een mislukking in zijn zending. Jezus prediking werd niet aangenomen door de elite van het volk, door degenen die zich in de gunstigste positie bevonden om deze prediking te ontvangen. Opgeleide en intelligente mensen zouden gemakkelijker de leer van Jezus ontvangen. Maar de Schriftgeleerden, de farizeeën en de hogepriesters willen deze boodschap niet aannemen.

Geconfronteerd met deze moeilijkheid dankt Jezus de Vader omdat Hij zo zijn plan begreep: Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Jezus begreep dat de wil van de Vader zich verzet tegen menselijke trots en zich aan de kleintjes wil openbaren. Jezus neemt zo de bedoeling van de Vader waar. Hij begrijpt dat het eigen is aan de liefde. Deze is toegankelijker voor kleintjes, voor de eenvoudigen voor de nederigen maar kan niet ontvangen worden door verharde, gesloten harten.

In zijn gebed zegt Jezus dat de kleintjes meer geschikt zijn om zijn leerlingen te zijn omdat hun hart opener en ontvankelijker is dan dat van de groten en machtigen. Hun rijkdom en hun wettische perfectie zijn als ondoorzichtige schermen die beletten dat ze eigen kleinheid en kwetsbaarheid onder ogen kunnen zien. Voor de werken en de woorden van de Heer zijn ze blind en slechthorend. Aldus begrepen sluit dit gezag ondermijnend gebed van Jezus aan bij dat van zijn moeder Maria: Hij drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.

Jezus stelt zo zijn vijanden in vraag: de hogepriesters, Schriftgeleerden of farizeeën, Jezus durft hen te confronteren met hun handelen waarbij zij zwakke mensen zware lasten opleggen die ze zelf weigeren te dragen.

Jezus richt zich vervolgens tot wie in nood zijn. Hij toont zijn barmhartigheid door te zeggen: Komt allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn en ik zal u rust geven. Wanneer we uitgeput en onderdrukt zijn mogen wij , in plaats van ontmoedigd te worden, kracht vinden door in te gaan op de uitnodiging van Jezus om bij Hem rust te vinden.

Jezus voegt er een zin aan toe: Neemt mijn juk op. Maar als deze mensen al moe zijn, waarom ze dan nog een extra gewicht opleggen, een ander juk? Maar we begrijpen denk ik wel dat dit eigenlijk een juk is dat alle dingen lichter maakt. Het juk van Jezus is een juk van liefde. Jezus nodigt ons uit om zijn juk van liefde te nemen, in eenheid met hem en voor het welzijn van onze broeders en zusters.

 Jezus belooft de kleinen niet dat zij geen last meer zullen te dragen hebben. Zelf weigert Hij niet zijn kruis te dragen. Hij praat wel over verlichting en rust. In tegenstelling tot de lasten van de farizeeën die zwaar op de kleintjes drukken, is zijn last licht en brengt deze ook vreugde, omdat deze verlicht wordt door de liefde van de Vader en zijn grote barmhartigheid. De jukken die door de ossen toen werden gedragen, waren uit 1 stuk, maar hadden wel 2 openingen. Het juk dat Jezus draagt lijkt daarop. Aan hen die hun last alleen te dragen hebben, biedt Jezus aan om deze met hen mee te dragen, om de lege plek van het juk in te nemen, zodat het minder zwaar voor hen wordt. Want het juk van Jezus, wordt door zijn Vader mee gedragen. Dat maakt alles juist lichter en niet uitzichtloos.

Elkaars lasten verlichten en mensen met diverse maatschappelijke problemen en of noden daarvoor helpt er in een parochie het deelveld Diaconie. Een dienst verlenen aan de mede mensen.